Er bestaan verschillende soorten Rhesus-bloedgroepen. Tijdens de zwangerschap zijn vooral de bloedgroepen Rhesus (c) en Rhesus (D) van belang.
Bloedgroep Rhesus (c)
Het laboratorium onderzoekt welke Rhesus (c)-bloedgroep u heeft. U kunt Rhesus (c)-positief of Rhesus (c)-negatief zijn. Welke bloedgroep u heeft, is een kwestie van erfelijkheid, net als de kleur van uw ogen en haar. Van alle zwangeren heeft 82% bloedgroep Rhesus (c)-positief en 18% heeft bloedgroep Rhesus (c)-negatief.
Soms maken vrouwen met bloedgroep Rhesus (c)-negatief antistoffen tegen het bloed van de baby. Deze antistoffen kunnen bloedarmoede bij de baby veroorzaken. Het bloed van zwangeren met bloedgroep Rhesus (c)-negatief wordt daarom in week 27 van de zwangerschap nog een keer onderzocht op deze antistoffen. Als het laboratorium Rhesus (c)-antistoffen vindt, krijgt u verder onderzoek. Zwangeren met de bloedgroep Rhesus (c)-positief hebben geen verder onderzoek nodig.
Bloedgroep Rhesus (D)
Het laboratorium onderzoekt ook welke Rhesus (D)-bloedgroep u heeft. Van de zwangeren heeft 84% bloedgroep Rhesus (D)-positief en 16% Rhesus (D)-negatief.
U heeft bloedgroep Rhesus (D)-positief.
Als u bloedgroep Rhesus (D)-positief heeft, dan is er geen verder onderzoek nodig.
U heeft bloedgroep Rhesus (D)-negatief
Een zwangere met bloedgroep Rhesus (D)-negatief heeft wat extra aandacht nodig. Tijdens de zwangerschap is er namelijk een kleine kans dat er bloed van de baby in de bloedbaan van de moeder komt. Bij de geboorte is die kans zelfs vrij groot. Als bloed van een Rhesus (D)-positieve baby in de bloedbaan van een Rhesus (D)-negatieve moeder komt, kan de moeder antistoffen gaan maken. Deze antistoffen kunnen via de navelstreng het bloed van de baby bereiken en afbreken, waardoor deze (of een volgende) baby bloedarmoede krijgt. Daarom wordt in week 27 van de zwangerschap uw bloed onderzocht op antistoffen tegen Rhesus (D). In hetzelfde bloed bepaalt het laboratorium ook de Rhesus (D)-bloedgroep van uw kind. Het laboratorium gebruikt daarvoor erfelijk materiaal (DNA) van het kind dat in kleine hoeveelheden aanwezig is in uw bloed.
Uw kind heeft bloedgroep Rhesus (D)-negatief
Omdat uw kind bloedgroep Rhesus (D)-negatief heeft, zult u geen Rhesus (D)-antistoffen maken tegen het bloed van uw kind. U hoeft verder niet meer gecontroleerd te worden op Rhesus (D)-antistoffen.
Uw kind heeft bloedgroep Rhesus (D)-positief:
U krijgt in week 30 van de zwangerschap een injectie met anti-Rhesus D-antistoffen. De injectie maakt de kans erg klein dat u zelf antistoffen gaat vormen die de baby ziek kunnen maken. De baby merkt niets van de injectie en loopt geen enkel risico. Na de bevalling krijgt u nog een keer een injectie met anti-Rhesus D-antistoffen. Het is belangrijk dat u zelf geen antistoffen gaat maken. Deze zouden schadelijk kunnen zijn als u later opnieuw zwanger wordt van een Rhesus D-positief kind. Ook in een aantal bijzondere verloskundige situaties krijgt u (extra) anti-Rhesus-D-antistoffen toegediend.