Operatie aan een bloedvat in het been
Voor de behandeling
Om er zeker van te zijn, dat u de operatie lichamelijk aan kunt, wordt u voor de operatie anesthesioloog onderzocht. De zogenaamde pre operatieve screening. De anesthesioloog bespreekt de mogelijkheden van de anesthesie en pijnbestrijding met u.
Verder wordt u lichamelijk onderzocht. Het onderzoek kan uitgebreid worden worden met aanvullend onderzoek, zoals bloedonderzoek, ECG ( hartfilmpje) en een longfoto. Soms kan het nodig zijn dat andere specialisten uw conditie beoordelen, bijvoorbeeld een internist, cardioloog of longarts.
Op de polikliniek preoperatieve screening heeft u ook een gesprek met een medewerker van de apotheek. De apothekersassistente inventariseert welke medicijnen u gebruikt. Het is verstandig om een overzicht van de medicatie die u gebruikt mee te nemen.
Als u bloedverdunnende medicijnen gebruikt, bespreekt de anesthesioloog en/of de chirurg of u tijdelijk moet stoppen met deze medicijnen.
De chirurg, anesthesioloog en verpleegkundige vragen u of overgevoelig bent voor bepaalde medicijnen, bijvoorbeeld antibiotica. Als u overgevoeling bent, probeert u dan te achterhalen om welk medicijn het gaat. Uw huisarts en apotheek kunnen u hier meestal over informeren.
Tijdens de behandeling
Meestal wordt u de dag van de operatie opgenomen op de chirurgische afdeling. Op de dag van de opname heeft u een gesprek met de afdelingsverpleegkundige. Tijdens dit gesprek worden uw gegevens gecontroleerd en eventuele wijzigingen en veranderingen genoteerd. Verder krijgt u aanvullende informatie over de operatie en instructies voor de opname.
De dag van de operatie moet u nuchter zijn. U moet zich houden aan de afspraken over het nuchter zijn, die u op de preoperatieve screening mee gekregen hebt.
Enige tijd voor de operatie kunt u nog even naar het toilet gaan. Hierna krijgt u een blauw operatiejasje aan. Ook krijgt u, als dit is afgesproken, een medicijn waar u wat slaperig van kunt worden en een tablet tegen de pijn. Kort daarna wordt u door de verpleegkundige naar de voorbereidingskamer gebracht, waar u verder voorbereid wordt op de operatie.
De operatie
De anesthesioloog geeft u de anesthesie, zoals dit met u besproken is, tijdens de preoperatieve screening. De meest gebruikte anesthesietechniek bij deze operatie, is een ruggenprik voor de pijnstilling na de operatie, vaak in combinatie met algehele narcose. Daarna voert de chirurg de operatie uit.
Als de operatie heeft plaatsgevonden, gaat u naar de uitslaapkamer. Daar wordt u aangesloten op bewakingsapparatuur voor verschillende controles. Zodra uw toestand stabiel is, haalt een verpleegkundige van uw eigen afdeling u op. Als u weer terug bent op de afdeling, belt de verpleegkundige uw contactpersoon.
Na de behandeling
- Na de operatie heeft u een infuus in uw arm. Via dit infuus krijgt u voldoende vocht binnen. Als u goed bent ingesteld op de bloedverdunnende medicijnen mag het infuus eruit;
- U krijgt via een spuitpomp heparine toegediend om uw bloed te verdunnen. De dag van de operatie begint u met bloedverdunnende tabletjes (Sintrommitis). Het duurt ongeveer drie dagen voordat de werking van deze tabletjes voldoende is. Als u daarop goed bent ingesteld, mag de heparinepomp eraf. Om de dikte van uw bloed te bepalen wordt er regelmatig bloed afgenomen.
- De eerste 48 uur na de operatie wordt de bloeddoorstroom in uw voet gecontroleerd.
- U heeft één of twee slangetjes (drains) in het wondgebied om het wondvocht en het bloed weg te laten lopen. Deze drains worden in overleg met de arts verwijderd.
- Ook heeft u een slangetje in uw rug, waardoor pijnbestrijdende middelen toegediend worden (epidurale pijnbestrijding). Dit slangetje wordt in overleg met de anesthesioloog verwijderd.
- U heeft een blaaskatheter. Dit is een slang die in uw blaas zit en die de urine weg laat lopen. Deze mag er uit zodra het slangetje in uw rug eruit is.
- De dag na de operatie mag u uit bed. Het kan zijn dat u een elastische kous om het geopereerde been krijgt om vochtophoping in uw been te voorkomen. Na de operatie mag u weer normaal eten.
- U heeft hechtingen in uw been en/of lies die na ongeveer 10-14 dagen verwijderd worden. Gaat u eerder naar huis, dan worden deze hechtingen op de polikliniek verwijderd.
Mogelijke complicaties/risico's
Bij iedere operatie kunnen er complicaties optreden. Om de kans op complicaties te verkleinen wordt u voor de operatie uitgebreid onderzocht en worden voorzorgsmaatregelen genomen.
De algemene complicaties die na een operatie op kunnen treden zijn:
- een wondinfectie,
- trombose en
- beschadiging van organen of zenuwen.
Andere complicaties die bij deze operatie kunnen optreden, zijn:
- Nabloeding, afhankelijk van de oorzaak van de nabloeding, kan opnieuw een operatie noodzakelijk zijn.
- Afsluiting van de vaatprothese of in een beenslagader. Als één van deze complicaties optreedt, is een nieuwe operatie nodig.
Leefregels na de behandeling
U heeft een vaatoperatie ondergaan. Hieronder volgen enkele opmerkingen die betrekking hebben op de eerste periode na de operatie:
Wondverzorging
Een gehechte wond zonder lekkage heeft geen speciale verzorging nodig. Voor mensen met een open wond gelden andere richtlijnen. Deze worden (indien van toepassing) met u besproken of zo nodig wordt er thuiszorg geregeld voor het verzorgen van de wond.
De hechtingen worden tijdens het eerste bezoek aan de polikliniek verwijderd.
Leefregels
U mag na de operatie douchen, maar het is aan te raden tot de eerste policontrole niet in bad te gaan;
u mag gewoon eten en drinken, zoals u voor de operatie gewend was;
loop regelmatig een stukje en probeer dit iedere keer wat uit te breiden. Lopen stimuleert de bloedsomloop. Als uw enkel of voet dik wordt, is het goed uw voeten hoger neer te leggen, bijvoorbeeld op een krukje met een kussen erop;
vermijd bij het zitten dat u uw benen over elkaar slaat. Het op de hurken zitten, met de benen over elkaar zitten (of liggen) kan de bloedvaatjes in de benen afknellen;
tot de eerste policontrole mag u nog niet werken. Daarna spreekt uw arts met u af, wanneer u weer mag gaan werken;
tijdens de eerste policontrole kunt u met uw arts bespreken wanneer u weer mag gaan sporten en fietsen.
Medicijnen
Een overzicht van de medicijnen die u gebruikt, wordt gefaxt naar uw eigen apotheek. Hier kunt u de medicijnen dan later ophalen, tenzij afgesproken is dat deze bij u thuis worden bezorgd. Paracetamol wordt niet op recept verstrekt. Het is te koop bij de apotheek en drogist.
Meestal worden bloedverdunnende middelen voorgeschreven. Deze moet u thuis blijven gebruiken tot u van de specialist daarmee mag stoppen.
- Als gevolg van de bloedverdunners kunt u sneller blauwe plekken krijgen (bijvoorbeeld als u zich stoot);
- Uw bloed stolt langzamer dan u gewend bent. Vertel daarom bij het bezoek aan de tandarts dat u bloedverdunners gebruikt. Vertel dit ook bij andere onderzoeken, behandelingen of als u gewond bent geraakt;
- alcohol heeft een bloedverdunnende werking, beperk daarom het alcoholgebruik;
- bij gebruik van Acenocoumarol (Sintrommits) wordt u geprikt door de trombosedienst. Hier krijgt u op een apart kaartje meer informatie over.
Gebruik bij pijn:
- zonodig 3x 50 mg.Diclofenac tablet of zetpil per 24 uur
- zonodig 4x 1000 mg. Paracetamol tablet of zetpil per 24 uur.
Thuiszorg
Als u thuiszorg krijgt, heeft de afdelingsverpleegkundige dit met u afgesproken vanaf wanneer en hoe vaak u de thuiszorg kunt verwachten. U krijgt een overdrachtsformulier mee dat u aan de wijkverpleegkundige kunt geven.
Afspraak
U krijgt een afsprakenkaartje mee voor een controlebezoek aan de chirurg.
Problemen
Veel voorkomende en vrijwel altijd onschuldige problemen na een operatie zijn:
- enige roodheid en zwelling van en rondom de operatiewond;
- pijnklachten rond het operatiegebied.
Wanneer u de situatie niet vertrouwt, of u krijgt:
- verandering van kleur of temperatuur van de voet of been;
- koorts;
- roodheid en zwelling van en rondom de operatiewond;
- toenemende pijnklachten;
- wondjes.
Tijdens kantooruren contact opnemen met de polikliniek Chirurgie op telefoonnummer (0183) 64 42 05.
Buiten kantooruren en in het weekend kunt u contact opnemen met de Spoedeisende hulp. De spoedeisende hulp is bereikbaar via de receptie van het Beatrixziekenhuis, telefoonnummer (0183) 64 4444.
Vanaf 24 uur na uw ontslag uit het ziekenhuis kunt uw contact opnemen met uw eigen huisarts.
Contact
Als u binnen 72 uur na ontslag uit het ziekenhuis klachten krijgt, of als u iets wilt vragen, bel dan onderstaande telefoonnummers.
Maandag tot en met vrijdag tussen 07.00 uur en 20.00 uur
De afdeling Dagbehandeling via (0183) 64 47 52
In de nacht tussen 20.00 uur en 07.00 uur, in het weekend en op feestdagen
De huisartsenpost via (0183) 64 64 10
De medewerkers van de huisartsenpost zijn opgeleid om te beoordelen welke zorg u nodig heeft. U ontvangt een advies of wordt doorverbonden. Na 72 uur kunt u contact opnemen met uw eigen huisarts.